De azijndrinkers: Het thema van deze allegorie is op een klassieke wijze op een rol geschilderd. Deze afbeelding is in heel China bekend. Je ziet drie mannen rond een vat azijn staan. Ze hebben elk hun vinger in het vat azijn gedoopt. Uit de gezichtsuitdrukking van ieder blijkt hun individuele reactie. Dit zijn geen gewone azijnproevers, maar vertegenwoordigers van de drie geestelijke stromingen in China. De azijn die ze proeven staat voor de essentie van het leven. De drie meesters zijn K’oeng Foe-tse (Confucius), Boeddha en Lao-tse (auteur van het oudste bestaande boek over het Taoïsme; de Tao Tse Tsjing).
K’oeng Foe-tse kijkt zuur. Voor hem deed het leven nogal zuur aan. Hij geloofde dat het heden niet in de pas liep met het verleden en dat het menselijk bestuur op aarde niet in harmonie was met het Universum (de Hemelse Weg). Hij hechtte veel waarde aan eerbied voor zowel de voorouders als oude rituelen en ceremoniën. Volgens hem was de keizer een tussenpersoon tussen de grenzeloze hemel en de begrensde aarde. Alles was nogal strikt en volgens voorgeschreven regels. Het Confucianisme bestaat uit een buitengewoon ingewikkeld stelsel van rituelen die elk op een bepaald tijdstip een bepaald doel dienden. Dit werd zeer ver doorgevoerd.
Voor Boeddha, de tweede figuur op de voorstelling, was het leven op aarde bitter, hij kijkt ook bitter, vervuld van gehechtheid en begeerten wat het lijden voortbracht. De wereld werd beschouwd als een illusie, een rondwentelend wiel van pijn voor alle schepselen.
Om vrede te bereiken, moesten de Boeddhisten boven ‘de wereld van het stoffelijke’ uit stijgen. Door de optimistische houding van de Chinezen werd het Boeddhisme aanzienlijk veranderd. Maar de vrome boeddhist zag zijn weg naar het Nirwana vaak belemmerd door de bittere wind van het bestaan.
De derde man, Lao-tse (Laozi), glimlacht als hij de azijn proeft. Volgens Lao-tse kon de natuurlijke harmonie die vanaf het eerste begin bestond tussen hemel en aarde door iedereen worden gevonden, op ieder willekeurig tijdstip, maar niet door de regels van het Confucianisme te volgen. De aarde was een afspiegeling van de hemel en werd geregeerd door dezelfde wetten, maar niet door de wetten van de mensen. Lao-tse was van mening; hoe meer de mens ingreep in het natuurlijk evenwicht van de universele natuurlijke wetten, hoe meer de harmonie verdween. Hoe meer de mens forceerde, hoe meer moeilijkheden. Zwaar of licht, nat of droog, snel of langzaam, licht of donker, snel of langzaam, alles droeg zijn eigen aard in zich (het ying-yang principe). Wanneer men de aard der dingen geweld aan doet zou dit vele problemen veroorzaken. De wereld was voor Lao-tse een leermeester die waardevolle lessen leerde. Als de lessen werden geleerd en de natuurlijke wetten werden nagevolgd dan zou alles goed gaan. De werkzame kracht die hij zag achter alles in hemel en aarde noemde hij Tao, ‘de weg’.
Lees het uitgebreide verhaal